Auteurs uit
Haaksbergen (Hoksebarge)

Herman Berghege (Haaksbergen, 5-02-1864 - Deventer, 26-03-1937) vertrok al tijdens zijn middelbare schooltijd uit zijn geboortedorp, woonde o.a. in Almelo en in Deventer, maar de band met Haaksbergen bleef en komt duidelijk naar voren in zijn verhalende gedichten die herinneren aan zijn jeugd. ‘Uit het land van den Tubant; maat en rijm in Twentsch dialect’ (1903, Enschede : Bronsema, 1916. 78 p.) was een opvallend debuut vanwege de natuurlijke, vloeiend lopende versvorm van de in het Twents geschreven gedichten. Later volgde nog de bundel ‘Oet Hoksebarge’ (Almelo : Wormgoor, 1935). Zes gedichten zijn op muziek gezet en uitgegeven onder de titel ‘Twenthe zingt’ (1930). Daarnaast publiceerde Berghege in Driemaandelijkse Bladen over volksgebruiken in Haaksbergen, over kinderspelen, volksgeneesmiddelen etc.. Ondanks zijn qua omvang beperkte oeuvre wordt Berghege door Frank Löwik in zijn proefschrift ‘De Twentse beweging’ tot de betere Twentse dichters gerekend.

Bron: Wie is wie in Overijssel.nl

Dinant Dijkhuis (Haaksbergen, 08-11-1910 – 18-02-1976) was drigent en organist in de St. Pancratiuskerk. Hij ging met zijn bandrecorder de boer op en probeerde aan de keukentafel de mensen over het verleden te laten praten. Hij rangschikte wat hij had verzameld en dat resulteerde uiteindelijk in het na zijn overlijden afgemaakte woordenboek Taal van Haaksbergen (Twente Akademie, Eanske 1995). De betreffende cassettes zijn gedigitaliseerd beschikbaar bij het Meertens Instituut. Het verhaal Kiekebeernd, de spook'nkieker is gepubliceerd in de bundel Onder de Marktlinde (1988). 

Bernard Ottink (Haaksbergen, 1940) schrijft regelmatig in 'Aold Hoksebarge', het tijdschrift van de Historische Kring Haaksbergen, en had daarin van 2012 t/m 2014 de rubriek: Hoksebargse sproake en sprekweurde; Aanvullingen op 'Taal van Haaksbergen' van Dinant Dijkhuis. 

Bernardus te Lintelo (Haaksbergen, 15-07-1867 – Hoogland, Amersfoort, 10-01-1953), onderwijzer in Groenlo, Haaksbergen en Hoogland, waar hij later gemeente-ontvanger en ambtenaar van de burgerlijke stand werd, bleef als historicus, taalkundige en folklorist sterk betrokken bij Haaksbergen, zoals blijkt uit: Historie van Haaksbergen 2 delen; Grepen uit het verleden, en, Grepen uit het volksleven.  (1937), de verzameling Twensge sprökke en sprökweurde; 3 delen (1943), en de bundel verhalen Um d'n heerd (1948). In 'Aold Hoksebarge', het tijdschrift van de Historische Kring Haaksbergen, is in 79 afleveringen, tot in 1989, aandacht besteed aan zijn De taal van Haaksbergen. 

A.J. Scheij (Haaksbergen, 1810 of 1811 - 25-10-1845) schreef  Nen stuksken op zien Hoksebargs; een samenspraak op rijm tussen Jan en Gait, is opgenomen in Overijsselsche Almanak 1842, jrg. 7, p. 166 t/m 172.